Wie is lul-de-behanger?

Foto: Ilse Mertens.

recensie Kleine heuvel door Steven Graauwmans

Kleine heuvel is de tweede bundel die Roland van den Bergh voor de leeuwen gooit. Sinds zijn debuut Koudwatervrees, verschenen in de Windroos-reeks bij uitgeverij Holland, zat de man niet stil. Hij werkte in alle stilte verder aan zijn oeuvre en richtte ‘tussen de soep en de patatten’ zijn eigen uitgeverij op. Uitgeverij Mestkever. Een naam die klinkt als een klok. Hij ruikt ook zo lekker. Zo’n eerste druk. 

 

GEEN HERMETISCH GEJENGEL MAAR KLARE TAAL

Die nieuwe bundel van van den Bergh leest als een boeket mooie gladiolen, geschikt door het bloemenmeisje in die kleurige geurenwinkel, u kent dat wel. Zo leest u zowat 50 gedichten. Vier gedichten leiden de bundel in. Daarna volgen twee cycli. In het eerste deel Uitdrijvingen vraagt van den Bergh aan een plastic godin in het gedicht Neuken om dat titelwoord uit zijn lijf te drijven. Spoiler alert: het woord neuken ziet eruit als een soort rubberen bal met lange stekels. Is dat voor of na corona bedacht, vraag je je af. Of is het gewoon een seksspeeltje of zo’n speelbalspeen voor baby’s? 

De tweede cyclus Trappen van vergelijking telt drie gedichten, u raadt het: de drie trappen. Dat is duidelijk. Geen hermetisch gejengel maar klare taal. Na de Overtreffende trap start – na een stille witpagina – de hoofdbrok van de bundel. De eerste gladiool heet Roodborst in de sneeuw. Naast de roodborst fladderen er ook een gierzwaluw en een zwaan door de bundel, al dan niet vrije vogels. Mijn oog bleef haken aan enkele gedichten, enkele woorden en beelden. 

hoe hij ooit zijn sternereet
heerlijk had gewarmd aan
een dun schoorsteenpijpje

JAWEL MEN
Het is fijn wanneer iemand je aanspreekt en je verwelkomt. Het getuigt van respect en oldskool welgemanierdheid. Roland van den Bergh ontvangt de lezers in Ondergonds, het eerste gedicht van de bundel, met het klinkende luldebehanger. Hoe lang is het geleden dat ik dat nog hoorde. Belgisch of oer-Hollands? Lul-de-behanger, uit het Tweede Boek van Haring Arie, zegt Google, een beruchte Amsterdamse inbreker en treinrover.

In dit openingsgedicht schetst de dichter de setting van de hele bundel, efemeer en nonchalant – zomaar wat zeggen, een realistische weergave van een dromerig nihilisme. Afgewisseld met humor, een witz. Je hoort het de comedian met bravoure nazeggen, het vingertje in de lucht: “maar let wel dat is tijdelijk”. De dichter weet dat hij, net zoals alle anderen op deze wereld, een lul-de-behanger is. Wie er geen is, werpe de eerste steen.

 

Ondergronds 

zomaar wat zeggen
in een gloednieuwe tunnel
gegraven onder de spoorlijn door

slechts tijdelijk mag iedereen
er zeggen wat hij wil
maar let wel dat is tijdelijk

daarna zal het strenge regime
van gewogen woorden en ongeschreven wetten
weer onverkort gelden

voor iedereen
ook voor jou, luldebehanger

 

Contrair manneke, zegt men in Antwerpen, over mensen die buiten de getreden paden treden. Jawel men. Om tegendraads te doen gebruikt van den Bergh het gewild vage, algemene en onpersoonlijke voornaamwoord men, onder andere in het gedicht Zomaar weg, met de heerlijke beginregel hoe the fok kan het dat het weg is

men (jawel men) drinkt
en voelt blijdschap opkomen

Een paar gedichten later zindert Gerrit Kouwenaars Men moet erdoor. Tegendraads met stijl.

ga door zegt
men
men
stop asjeblieft nooit meer 

  

ACH, HET VERTROUWEN VAN DE ZWAAN  
Illustere grootheden gingen van den Bergh voor. Bram Vermeulen stelt zich in zijn lied Verlegenwat terughoudend voor met “Aangenaam, Bram”. Raymond van het Groenwoud linkt zijn achternaam op zelfvoldane wijze met de Meisjes uit de titel. “Meisjes zijn het allermooist op aard, zeg dat van het Groenewoud het gezegd heeft”. Je eigen naam gebruiken in een lied of in een gedicht heeft iets ambigue. Het is arrogant én persoonlijk, soms zelfs teder. In Het vertrouwen van de zwaan speelt de zwaan de hoofdrol. Daarnaast geven de hond en het ei acte de présence. En niet te vergeten van den Bergh zelf, met naam en toenaam. Een gedachtewisseling tussen dier en man.

 

dus dacht ik okee
vertrouwt die zwaan mij nu
kent die zwaan mij
en denkt ie het is wel goed
met die roland van den bergh

 

Het gedicht Het vertrouwen van de zwaan is de zwanenzang. Wie de mens van den Bergh is en wat hij met zijn poëzie wil zeggen – alles valt in dit gedicht samen. Het vergankelijke, de humor, het vulgaire, het vurige, het elegante. En een trillend aanwezige kwetsbaarheid, die bijvoorbeeld in een woord als ach schuilt, een verwaarloosd tussenwerpsel – en dat de zwaan dat zou kunnen denken: ach joh. Afhankelijk van hoe je het zegt, betekent het iets anders. Een woord zonder pretentie. Verdriet, maar hier eerder in de zin van gelatenheid. Berusting. Een nonchalant je-m’en-foutisme.

 

of is het zo
dat de zwaan zo uitgeput is
dat hij denkt
ach joh
wat maakt het allemaal uit
wie er passeert
ik blijf op dat ei liggen
en iedereen kijkt verder maar

 

Ach komt voor in drie gedichten, net als het vrijgevige zomaar. Het is mooi in een wereld te leven waarin niet alles moet gebeuren om een reden, om efficiëntie, om dit of dat. Zomaar wat zeggenzomaar wegzomaar ergens in een hoekje, … Gewoon zomaar, terwijl je op een zomerdag naar een grassprietje kijkt dat wat links en rechts wiebelt onder een zwoel briesje. Ach. 

 

ik zou graag willen geloven
dat de natuur mij hier
haar vertrouwen geschonken heeft

 

Vorige
Vorige

wind onder mijn website

Volgende
Volgende

Je bent imperfect en dat is niet erg